Wat is wetten?
De woorden ‘wetten’ en ‘wetsteen’ zijn afgeleid van het engelse ’to whet’ resp. ‘whetstone’.
Deze termen worden in Engeland niet gebruikt -zoals vaak gedacht- om aan te geven dat er bij het wetten een vloeistof wordt gebruikt (‘wet’ in het engels), maar ’to whet’ betekent gewoon ‘slijpen’. Er zijn echter toch belangrijke verschillen tussen slijpen en wetten.
De verschillen tussen slijpen en wetten
Het wetten is een alternatief voor het slijpen (dat in het engels ‘sharpening’ wordt genoemd om het moeilijk te maken). Slijpen wordt uitgevoerd op bewegende (draaiende) slijpstenen, -schijven of -banden. Kenmerkend voor slijpen is dat de steen zelf beweegt en het mes er tegenaan wordt gehouden. De bedoeling van slijpen is om een stuk staal waaruit een mes gemaakt moet worden een scherpe rand te geven.
Wetten is bedoeld om die snede verder aan te scherpen. Dat gebeurt door het mes over een wetsteen te wrijven. De steen beweegt zelf dus niet. Naast het verder aanscherpen van een net geslepen snede wordt het wetten ook gebruikt om een bot of (licht) beschadigd mes opnieuw scherpte te geven.
Bij het slijpen wordt veel metaal van het mes verwijderd. Een snel draaiende slijpschijf doet dat nou eenmaal. Bij wetten wordt, omdat er veel meer controle is en het veel langzamer gaat, een minimum aan metaal verwijderd. Als slijpen niet nodig is, dan kan een bot mes beter worden gewet dan geslepen. Maar een volkomen kapot geknipte heggeschaar met butsen en gaten in de snede kan het beste eerst worden geslepen, omdat wetten veel langer duurt en je met een slijpmachine vele uren kunt besparen.
Een wetsteen wordt gebruikt in combinatie met water of olie, maar zoals eerder gezegd is dat niet het onderscheid met een slijpsteen. Ook een slijpsteen kan met olie of water gebruikt worden, maar bij een slijpsteen wordt dat vooral gebruikt om het mes te koelen tijdens het slijpen. Staal wordt namelijk erg kwetsbaar door oververhitting. Een speciaal proces is het natslijpen, waarbij de slijpsteen langzaam draait en constant nat wordt gehouden. Meestal is dit een erg goed alternatief voor wetten, met name als het gaat om de eerste stap, het vormen van de vouw en snede .
Bij een wetsteen dient de vloeistof ook als koeling, maar vooral als ‘polijst’materiaal, waarin van de wetsteen afgebroken minuscule korreltjes een groot deel van het scherpteresultaat bepalen. Ook voert de vloeistof de afgeslepen metaaldeeltjes af, zodat die de poriën van de steen niet verstoppen.
Wetstenen
Voor het wetten wordt een wetsteen gebruikt. Over het zeer regelmatige en platte, vlakke oppervlak van een wetsteen wordt het mes bewogen, dwars op de snede (nooit in de lengterichting, want dan komen er alleen maar krassen in de steen en wordt het mes niet veel scherper). Voor raar gevormde snedes, zoals bij een guts, zijn er ook raar gevormde wetstenen, maar meestal is een wetsteen gewoon een baksteenvormige blok steen, die je plat op je werkbank legt. Zo’n wetsteen wordt daarom ook vaak een banksteen (benchstone) genoemd.
Een wetsteen is door de natuur of in de fabriek gemaakt. Een natuurlijke steen, die rechtstreeks uit een rots is gehakt, is opgebouwd uit zandkorrels (bijv. zandsteen) of veel kleinere kleikorrels (bijv. leisteen). Natuurlijke stenen worden nog maar mondjesmaat gewonnen; het productieproces is arbeidsintensief en dus duur en er zijn goedkopere alternatieven in de vorm van synthetische wetstenen.
Een synthetisch gemaakte wetsteen is ook opgebouwd uit korrels, maar die zijn op kunstmatige wijze met elkaar verbonden en meestal zijn de korrels zelf ook kunstmatig gevormd. Dergelijke stenen worden ook keramische stenen genoemd (analoog aan ieder andere keramiek, zoals een aardewerken pot of een porseleinen theekopje, die ook bestaan uit kunstmatig samengevoegde kleikorrels). Synthetische stenen komen vooral uit Japan (vaak ‘waterstenen’ genoemd) en de USA (Norton, die ‘oliestenen’ levert).
Korrels en korrelgrootte; slijpgangen
Voor natuurlijke en synthetische wetstenen gelden gelijksoortige principes. De grootte van de korrels waaruit de steen is opgebouwd is bijvoorbeeld erg belangrijk voor beide soorten. Deze ‘korrelgrootte’ bepaalt voor een belangrijk deel waarvoor de steen kan worden ingezet en het resultaat daarvan. Een steen met een groffe korrel wordt gebruikt om een snijrand (opnieuw) vorm te geven. Vervolgens wordt een steen met een kleinere (fijnere) korrel gebruikt om de ruimte tussen de grootste krassen weg te ‘slijpen’, zodat een gladdere
vouw
ontstaat. Daarna volgt een steen die de krassen van deze steen weer uitvlakt en uiteindelijk kom je bij de super fijnkorrelige steen waarmee de vouw een spiegelend glad oppervlak krijgt en de
snede
moleculair dun wordt. Hoe fijner de korrel van de laatste wetsteen, hoe scherper (en minder rafelig) de snede van het mes zal worden. En dat is dus goed.
Het wetten van een mes bestaat zo dus uit meerdere fases, ‘slijpgangen’ genoemd; één steen per slijpgang. Welke slijpgangen nodig zijn wordt bepaald door de staat van de snede van het mes en het soort staal.
Om deze reden wil ik een aan te scherpen mes of ander voorwerp altijd eerst even zien om te kunnen bepalen met welke stenen het mes het beste aangescherpt kan worden. Voor een oude en versleten tuinschaar is meestal eerst een slijpbeurt nodig op een zandsteen (grote korrel), gevolgd door een serie middelfijne tot fijne wetstenen. Voor een goed onderhouden mes begin ik met een fijne wetsteen en voor of beitels en schaven (?jawel!) zo mogelijk met een ultrafijne wetsteen.